Mijmering 2: Misschien wat vaker externaliseren?
Saskia is 48 jaar, wanneer zij in het najaar van 2014 door wat gladde herfstbladeren ongelukkig ten val komt met haar fiets. In januari 2019 neemt zij, na een intensief traject van revalideren en proberen, definitief afscheid van haar fijne werk als GZ-psychologe. Het opgelopen hersenletsel maakt het haar onmogelijk om voldoende te kunnen functioneren. Ze wordt volledig afgekeurd.
Saskia is een nieuwsgierige, levenslustige 53-jarige vrouw als ik haar een week na haar afscheid leer kennen. Ze wil bewust aandacht gaan besteden aan hoe ze haar “nieuwe leven” in wil en kan gaan vullen en wil kijken wat mijn narratieve insteek daarbij te bieden heeft. In ons eerste gesprek vertelt ze uitgebreid over wat ze allemaal heeft meegemaakt de afgelopen jaren. Ze legt uit welke vaardigheden en mogelijkheden ze allemaal kwijt is en hoe haar precieze en zorgvuldige aard voorheen prima uitpakte maar nu juist een probleem vormt. Ook legt ze uit hoe complex het eraan toe kan gaan in het contact met anderen. Tenslotte is het reëel dat anderen niet altijd rekening kunnen of willen houden met haar beperkingen ten gevolge van het hersenletsel. Zo is ze bijvoorbeeld overgevoelig voor licht en geluid, is ze beperkt belastbaar en snel moe en is het ook begrijpelijk dat haar partner worstelt met alle veranderingen en wel eens “een NAH-loze dag” zou willen hebben…Saskia heeft inzicht en verantwoordelijkheidsgevoel en wil graag met zichzelf aan de slag.
Het valt mij op dat ze veel de “ik-vorm” gebruikt, in situaties waar naar mijn idee het hersenletsel loopt te stieren en klieren. Ik besluit bewust alles wat Saskia in de ik-vorm brengt op een andere manier terug te geven. Zo worden uitspraken als “ik ben niet meer empathisch, ik heb geen geduld meer, vroeger was ik heel precies, ik kan me niet meer concentreren etcetera” door mij teruggegeven als “begrijp ik het goed dat het hersenletsel jou vaak de mogelijkheid ontneemt om bij je empathie, geduld, concentratievermogen etcetera te kunnen komen?” Ook sta ik uitgebreid stil bij haar slachtofferschap en hoe het bijvoorbeeld voor haar is dat het hersenletsel ervoor zorgt dat ze niet langer straffeloos -zonder uitgebreide voorbereiding, planning en het maken van bewuste keuzes- uitstapjes kan maken.
Saskia reageert verbaasd. Slachtofferschap is haar juist uit haar hoofd gepraat, door haarzelf, door haar revalidatietherapeuten, door haar omgeving: het is van belang dat ze haar verantwoordelijkheid neemt, niet bij de pakken neer gaat zitten, ziet dat haar perfectionisme voor problemen zorgt. “Ik ben psycholoog hè, dus ik weet hoe belangrijk het is dat je de dingen niet buiten jezelf legt. Ik heb geleerd zeker als vrouw niet jezelf slachtoffer te gaan voelen. Dat is geen goede manier om met de situatie om te gaan.” Toch vraag ik haar bij afronding of ze bij wijze van experiment eens actief aan de slag wil gaan met het “omarmen” van het slachtofferschap en het niet meer in de ik-vorm spreken bij alles wat met het hersenletsel te maken heeft. Ik stel haar voor te bedenken dat het hersenletsel maakt dat ze niet goed bij haar empathie kan, minder geduld heeft, zich slechter kan concentreren en eerder afgeleid is. Saskia stemt met de nodige twijfel en weerstand in.
Een paar weken later spreken we elkaar weer. Saskia vertelt over haar ervaringen van de afgelopen weken. Ze is vooral verbaasd dat ze actief aan de slag is gegaan met haar creatieve hobby, iets waar ze al jaren geen zin en ruimte meer in heeft gevoeld. Ze is zowaar op zoek gegaan naar een cursus, en toen ze aangaf dat ze niet in een drukke ruimte kon werd aangeboden hier aanpassingen op te maken. We mijmeren over hoe dit tot stand zou kunnen zijn gekomen. Saskia benoemt dat ze eigenlijk denkt dat het misschien wel te maken heeft gehad met de oefening. In plaats van dat ze zich passiever en slechter is gaan voelen, zoals ze had verwacht, zorgde het externaliseren er juist voor dat ze weer wat meer contact met zichzelf had gevoeld. Ze had zich minder schuldig gevoeld over haar daginvulling en had er hierdoor meer van kunnen genieten. Ook had ze sommige van haar verloren gewaande eigenschappen herontdekt: haar oplettendheid zit niet meer in haar werkvaardigheden, maar bijvoorbeeld wel in het zien van een specht tijdens haar wandeling. Tot slot had ze gemerkt dat ze minder bezig was geweest met het verborgen houden van de effecten van het hersenletsel. Ze had zelfs tegen haar partner gezegd dat ze zelf ook best zou tekenen voor een NAH-loze dag, maar dat NAH nou eenmaal helaas andere plannen met haar had. Dit was aanleiding geweest voor een mooi gesprek.
~~~~~~~~~~
Daar waar in de reguliere hulpverleningsvisie externalisatie een begrip is waar je alert op moet zijn en wat je moet zien te voorkomen, wordt in de narratieve psychologie juist expliciet gebruik gemaakt van externaliserend taalgebruik! Dit wordt gedaan vanuit de gedachte dat de identiteit bescherming verdient tegen de impact van problemen en om te voorkomen dat de aandacht gaandeweg van het primaire probleem naar de persoon zelf verschuift. Ook Saskia had deze ervaring: tijdens haar revalidatietraject werd haar verteld dat ze wel erg perfectionistisch was. Zorgvuldigheid was inderdaad altijd al een eigenschap van haar, eentje die haar op veel fronten in haar leven hielp en nooit voor problemen had gezorgd. Haar coping zou haar echter nu niet helpen om beter om te gaan met haar hersenletsel. Nog een tijdje later werd besproken dat haar perfectionisme haar herstel wel eens in de weg zou kunnen staan. Saskia voelde zich falen, ging beter haar best doen en faalde daardoor nog meer, omdat ze daarmee tenslotte wéér perfectionistisch bezig was! Ze ging zich moedelozer voelen en verloor meer en meer haar motivatie, wat niet onopgemerkt bleef en geproblematiseerd werd door de therapeut…
Zijn we ons als hulpverleners wel een bewust van de effecten van taalgebruik bij het bespreken van problemen? Zien we de potentiële bijwerkingen van “goed probleemeigenaarschap” op bijvoorbeeld het zelfbeeld en zelfvertrouwen? Denken we wel eens aan de optie dat “therapie ontrouw” bewust of onbewust een noodzakelijke bescherming van iemands identiteit zou kunnen zijn? Mijn indruk en ervaring is dat dit vaker mag gebeuren en de narratieve benadering heeft mij hierbij veel gebracht.
Misschien daarom eens wat vaker externaliseren?