Zo liep ik rond deze ochtend: als een kip in de ren. Van links naar rechts en van hot naar her.Waarom? Omdat ik ergens anders wilde zijn dan waar ik was.
Vanochtend was het mijn taak om voor juf te spelen. Met vier kinderen in huis en manlief boven op ons kantoortje aan het werk. En oh, wat was ik jaloers op hem. Want ik wilde ook lekker in mijn eentje aan het werk zijn. In mijn hoofd ontsproten mooie ideeën die ik op wilde schrijven, ik voelde dat ik in de flow zat om lekker aan mijn nieuwe blog te werken, ik kreeg een leuk berichtje waar ik even met aandacht op wilde reageren…En zo hopte ik op en neer, tussen de kinderen en -even snel- iets voor mezelf doen. Tot er iets niet lukte en ik mezelf hoorde vloeken. Het pannetje melk bereikte ineens zijn kookpunt.
Waarom? Omdat het niet werkt…. Ik zat tenslotte niet lekker boven met eigen werktijd voor de boeg. Ik was met de kinderen, en die hadden mijn aandacht nodig. Mijn volle aandacht en niet dat gehakketak. Zij gingen in deze dynamiek ook meer hun plek opeisen, waardoor niet alleen mijn pannetje melk opwarmde.
Herkenbaar?
Ik voelde de hele ochtend al wat ik moest doen, maar pas toen ik deze kippen tijdens mijn middagwandelingetje zag lukte het. Loslaten…
Maar hoe doe je dat?
Een oefening die ik heel fijn vind (en veel vaker zou moeten doen ;-)) is een oefening uit het boek ‘De klappen van het leven’ van Russ Harris. Het is heel simpel en het enige dat je nodig hebt is je ademhaling.
Ademhaling is een middel om uit de maalstroom van onze gedachten en gevoelens te komen en weer meer oog te hebben voor waar je op het moment zelf bent en wat je op het moment zelf doet (of wilt doen, of in mijn geval vanochtend: moet doen).
Ademhaling kan ook als een metafoor worden gebruikt voor loslaten: we ademen altijd, en een groot deel van de dag stroomt onze ademhaling door ons lichaam zonder dat we hem proberen te controleren. Adem inhouden lukt, maar zorgt voor toenemend ongemak; als we de adem weer toelaten, is er meteen een groot gevoel van opluchting.
Deze ervaring kun je gebruiken om hetzelfde loslaten toe te passen op gevoelens en gedachten die je in je greep houden en de boel vastzetten. Zoals bij mij vanochtend: ik wil dit niet, ik heb hier geen zin in, waarom geven ze me niet gewoon een minuutje rust, oh wat zou ik nu lekker zitten te schrijven boven, etcetera.
Adem in, houd vast en laat los
– Adem langzaam en diep in en houd, als je longen gevuld zijn met lucht, je adem vast;
– Houd je adem zo lang vast als je kunt;
– Merk op hoe, terwijl je de adem in je lichaam vasthoudt, de spanning geleidelijk stijgt;
– Merk op wat er gebeurt in je borstkas, je hals en je buik;
– Merk op hoe de spanning stijgt en de druk oploopt;
– Merk de veranderende gevoelens op in je hoofd, hals, schouders, borst en buik;
– En houd je adem vast;
– Blijf vasthouden;
– Merk hoe de sensaties sterker en onplezieriger worden; hoe je lichaam steeds krachtiger probeert je te laten uitademen;
– Observeer die lichamelijke sensaties alsof je een nieuwsgierig kind bent dat nog nooit zoiets gezien heeft;
– En als je je adem echt geen seconde langer meer kunt inhouden, laat hem dan langzaam en heel rustig los;
– Probeer bewust stil te staan bij wat je ervaart tijdens het loslaten;
– Waardeer het fijne gevoel van het uitademen;
– Merk het loslaten op;
– Merk hoe spanning oplost;
– Merk hoe je longen zich legen en je schouders zakken;
– Waardeer het eenvoudige fijne gevoel wat loslaten geeft.
Voor mij geldt: Morgen weer een dag 😉